Er heerst spanning in de Choravallei in de Afghaanse provincie Uruzgan. De laatste papaveroogst was een goede oogst en de Choravallei, waarin Hekmats qala staat, is een belangrijke doorvoerroute van ruwe opium. Ongure, gewapende mannen uit buurprovincie Helmand maken al weken misbruik van de gastvrijheid waarop ze recht hebben volgens de pasthunwali, die ongeschreven wetten die onder andere gastvrijheid dicteren. De leden van lokale milities, anders dan zich in te zetten voor rust en veiligheid, proberen vanuit hun politieposten een graantje mee te pikken van de doorvoer van ruwe opium. Die politieposten zijn geen echte politieposten maar zijn leegstaande qalas waarin militieleden, volgens Hekmat zwervers en verslaafden, theedrinken en hasjiesj roken. Zolang militieleiders die leegstaande qalas politieposten noemen, verzekeren ze zich van geld, wapens en munitie van de buitenlandse militairen die zich een paar weken geleden installeerden in het dorp verderop. Met dat geld, die wapens en die munitie oefenen de militieleden meer druk uit op de drugshandel dan dat ze de voorgaande jaren deden en als gevolg daarvan escaleert het geweld in de vallei.
Er is al door mensen uit de drugshandel over de qala van Hekmat op de politiepost in de woestijn geschoten. Militieleden beantwoordden het vuur. Het is niet prettig daartussenin te zitten. Mensen sluipen in groepen door de nacht en de komende weken zullen er meer en meer schotenwisselingen zijn. Het is elk jaar hetzelfde liedje. Er is mee te leven, hoewel de buitenlandse militairen, omdat ze niets begrijpen van wat er werkelijk gaande is in de vallei, de situatie er niet aangenamer op maken. De laatste paar dagen vallen rond Hekmats qala granaten en zelfs bommen. Dat is nooit eerder gebeurd. Het gebeurde verderop in de Baluchivallei als buitenlandse militairen weer eens jacht maakten op talibanstrijders van wie ze dachten dat ze zich in de Baluchivallei verscholen. Dat was angstig genoeg geweest.
Op een nacht bevinden Hekmat en zijn familie zich in een regen van granaten en bommen. Er komt geen einde aan de ontploffingen en Hekmat herinnert zich de waarschuwing die hij ooit kreeg van Dutch, een soldaat die hem af en toe in zijn qala bezocht: ‘Als er op een dag granaten of bommen vallen, schuil dan niet in je qala. Loop zo snel als je kunt met je familie naar het dorp en houd je schuil in de buurt van het gebouw waarin de buitenlandse soldaten bivakkeren. Maar kom niet te dicht bij dat gebouw.’
Hekmat had Dutch destijds niet begrepen. Nu begrijpt hij hem wel en hij loopt met Zohra, Mahmoud en Klas de nacht in, naar de rivier en vandaar naar het dorp. Ontploffingen zijn overal. Het is oorlog. Het is erger dan het onder de Russen of de taliban ooit was.
Pas de volgende dag, de rust hersteld, keert Hekmat terug naar zijn qala. Het dak en een paar muren ervan zijn ingestort. Hij heeft Zohra en de kinderen in het dorp achtergelaten en helpt zijn verbijsterde buren met het zoeken naar doden en gewonden. De doden moeten zo snel mogelijk worden begraven en Hekmat graaft en graaft terwijl hij vecht met zijn wanhoop …
Van de hondenbrokken op het fietspad laat ik mijn blik over het verlaten vliegveld voor me glijden. Eergisteren, op de terugweg van een afspraak in Amsterdam naar het vakantiehuisje waarin Heidi, Moos de herdershond en ik coronagedwongen op Texel bivakkeren, schold een vrouw ons voor een rood verkeerslicht de huid vol, nadat ze op ons Oostenrijkse kenteken had gewezen. Het was de tweede keer die dag dat ons iets dergelijks overkwam. We schoten in de lach—olie op het vuur—en besloten de auto alleen nog te gebruiken als het echt niet anders kan met als gevolg dat zojuist, recht voor het Paracentrum Texel, de zak hondenbrokken scheurde op de bagagedrager van mijn fiets. Heidi fietst door naar ons vakantiehuisje om de auto en een stoffer en blik te halen. Ik heb mijn fiets over de hondenbrokken gelegd en lig piekerend in het gras langs het fietspad.
Op mijn telefoon lees ik een artikel uit de Volkskrant over een arts die op een IC-afdeling de levens van coronapatiënten probeerde te redden en zelf bijna aan het virus bezweek. Ik eh… ik ben niet zo’n liefhebber van dergelijke berichtgeving. Het zaait onnodig angst en ik ben te vaak getuige geweest van de invloed van angst op het handelen van groepen mensen. Heel even zag ik in mijn gedachten de arts uit het artikel in een steriel hospitaal naast het bed staan van een patiënt. Direct sprongen die gedachten naar de slachtoffers van oorlogsgeweld die ik zag in de conflictgebieden die ik gedurende mijn leven bezocht. Patiënten in steriele ziekenhuizen en dodelijk gewonde mensen in het stof in Verweggistan, mijn gedachtesprong waarschijnlijk veroorzaakt door het schrille contrast tussen beide, niet per se door de vlaggen die vandaag, 4 mei 2020, halfstok aan vlaggenmasten wapperen. En uiteraard maakte mijn vriend Hekmat tijdens die gedachtesprong zijn opwachting. In 2007 legden Nederlandse militairen zijn leefomgeving in de Afghaanse provincie Uruzgan in as.
Ik scrol verder op mijn telefoon, stuit op de laatste berichtgeving over het Nederlandse bombardement op de stad Hawija, in Irak, en mijn zelfs voor mij soms onnavolgbare gedachten dwalen naar de twaalf voetballertjes in een met water volgelopen grot in Thailand in 2018. De wereld hield de adem in en volgde gespannen de redding van de knapen en hun coach. De gevolgen van een vliegtuigbom die drie jaar eerder een munitieopslag trof waarin meer munitie was opgeslagen dan inlichtingen hadden prijsgegeven, worden afgedaan alsof een volgend level in een videospel niet is gehaald.
Wie heeft ooit in Verweggistan een granaat of bom in haar of zijn directe omgeving zien, horen en voelen ontploffen? In mijn gedachten steek ik een hand op. Wie heeft ooit gesprekken gevoerd met mensen in Verweggistan die dag en nacht leven met de dreiging dat hun leven op elk moment in één klap voorbij kan zijn? In mijn gedachten steek ik een hand op. Wie heeft een alternatief voor een luchtaanval op een munitieopslag in Verweggistan? In mijn gedachten steek ik een hand op.
De rivier de Tigris begrensde in 2015 de door is geclaimde gebieden in Irak. Hawija vormde ten oosten van die grens een enclave, waarin is-strijders—vermoedelijk—de lokale bevolking terroriseerden. De honderdpuntenvraag was destijds: hoeveel is-strijders? Het antwoord op die vraag heet inlichtingen. Hawija ligt tweehonderd kilometer van de Turkse grens en tweehonderd kilometer van de Iraakse hoofdstad Bagdad. De munitieopslag waarop Nederlandse F-16’s het hadden gemunt, bevond zich in een stadsdeel van Hawija dat over de grond goed benaderbaar is …
Starend over het veld waarop ik lang geleden voor het eerst onder een parachute landde, bedenk ik twee, drie scenario’s die specialforceseenheden hadden kunnen uitvoeren om een munitieopslag in Hawija te vernietigen nádat was vastgesteld hoeveel munitie er was opgeslagen en nádat de lokale bevolking was gewaarschuwd en ik stel me voor hoe het hoofd Joint Special Operations van de defensiestaf in Den Haag op 2 juni 2015 nerveus door zijn kantoor ijsbeerde in afwachting van het oordeel van de toenmalige Nederlandse overheid op de voorstellen voor mogelijke specialforcesoperaties die hij aan zijn functie verplicht had gedaan als alternatief voor het geplande bombardement.
En natuurlijk kleven er haken en ogen aan specialforcesoperaties—hoewel niet toen specialforceseenheden vier maanden later, op 22 oktober 2015, zeventig gevangenen uit een is-gevangenis net buiten Hawija bevrijdden—maar het alternatief voor het geplande bombardement waarin het hoofd Joint Special Operations de Nederlandse overheid voorzag, moet ten minste door de Nederlandse overheid zijn voorgelegd aan de bevelhebbers van Operation Inherent Resolve, een operatie die in 2014 van start ging, waaraan de Nederlandse krijgsmacht deelneemt en waarvan Amerikaanse specialforceseenheden actief deel uitmaken. Lastig misschien, om als Nederlandse overheid invloed uit te oefenen op de inzet van Amerikaanse special forces, maar het ging in Hawija om mensenlevens, veel mensenlevens mogelijk, en in dat geval is geen brug te ver, toch?
En ja, er is ooit afgesproken dat Amerikaanse specialforceseenheden zich in Irak niet zullen mengen in grondoperaties. Die specialforceseenheden zullen slechts Iraakse troepen trainen en adviseren. Toch namen ze vier maanden na het fatale Nederlandse bombardement op de munitieopslag in Hawija deel aan de reddingsactie van die zeventig gevangenen, waarbij Iraakse special forces—wie?—het voortouw namen, en waren ze mogelijk op basis van een door Nederlanders uitgewerkt plan al vier maanden eerder tot actie overgegaan om burgerslachtoffers tijdens het bombarderen van een munitieopslag te voorkomen. Een precedent was al geschapen. Een jaar voor het Nederlandse bombardement op Hawija, ook in het kader van Operation Inherent Resolve, namen Amerikaanse specialforceseenheden in Syrië de vrouw van een IS-kopstuk gevangen nadat ze het kopstuk en een aantal van zijn medewerkers hadden uitgeschakeld.
Hoe het ook zij, bommen gooien op een munitieopslag waarvan niemand weet hoeveel munitie erin is opgeslagen in verstedelijkt gebied waarin onbekende aantallen voor oorlogsgeweld gevluchte Irakezen hun toevlucht hebben gezocht—inlichtingen—is met zekerheid geen optie. Heel even denk ik aan Enschede, waar ooit een vuurwerkfabriek ontplofte, en in een vlaag van realiteitszin accepteer ik dat de kans klein is dat de Nederlandse overheid werkelijk naar alternatieven zocht voor het bombardement op die munitieopslag in Hawija—of voor de andere achttienhonderd luchtaanvallen die sinds 2014 door Nederland zijn uitgevoerd in het kader van Operation Inherent Resolve.
Bombardementen zijn koren op de molen van terreurorganisaties zoals IS. Voor iedere strijder die tijdens een bombardement het leven laat, staan twee strijders op. Voor iedere burger die tijdens een bombardement het leven laat, staan drie strijders op—en groeit de weerstand tegen de westerse wereld. Voor bombardementen is vrijwel altijd een voeten-aan-de-grondalternatief en voeten-aan-de-grondalternatieven maken indruk op is-strijders, bombardementen niet. ‘Ja, ja,’ zeurt een stemmetje in mijn hoofd, ‘maar hoe zit het dan met de risico’s op slachtoffers tijdens zo’n voeten-aan-de-grondalternatief?’
In antwoord op die vraag verschijnt Carrie Mathison in mijn gedachten, de belangrijkste personage in de Netflixserie Homeland. In een van de afleveringen weerhoudt iemand haar ervan met een drone een terrorist en zijn entourage uit te schakelen omdat die terrorist het ex-hoofd van de CIA gegijzeld houdt. Zowel op Netflix als in de werkelijkheid is er blijkbaar sprake van twee soorten mensenlevens en … Heidi stuurt onze auto de berm in. Ze stapt uit, Stanleythermos in de hand, gaat naast me zitten in het gras, schenkt koffie in en geeft me haar mobiele telefoon, waarop ik een kaart zie van Nederland met daarop ingekleurd een aantal panda’s en een rode stip die aangeeft waar het epicentrum ligt van de pandamie. Ik probeer mijn lachen te onderdrukken, kijk Heidi aan en proest het uit.
Het zijn vaak de contrasten die het hem doen en contrasten zullen er altijd zijn. Pandemie en pandamie. Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Vijfenzeventig jaar vrijheid en vrijheidsbeperkingen die de verspreiding van een respiratoir virus moeten tegengaan terwijl iedere medicus weet dat niets de verspreiding van een respiratoir virus tegengaat. Alternatieven zullen er ook altijd zijn. Voor bombardementen liggen die alternatieven doorgaans voor het oprapen en om acht uur vanavond sta ik even stil bij de slachtoffers van Nederlandse bombardementen in Verweggistan ...
Uit het boek 'De narrige kabouter'.